Mijn voorouder Carel Harmen Brinkhuijsen was de zoon van het acteurs echtpaar Harmanus
Brinkhuijsen en Maria Petit. Maria Petit was de tweede vrouw van Brinkhuijsen.
Hij trouwde eerst op
29 maart 1670
(DTB 494/397) met
Marretje Silvester.
Uit de trouwakte blijkt
dat hij slotemaker was,
in Amsterdam geboren,
20 jaar oud was,
geassisteerd werd door
zijn vader en in de
tuinstraat woonde.
Aan de ondertekening
van het document
kunnen we zien dat
Harmen mooi kon
schrijven.
Harmanus en Marretje
kregen drie kinderen,
maar geen van de
kinderen bleef leven.
Maar hoe zat het met de afstamming van Harmanus Brinkhuijsen?
Hij werd als Harmen gedoopt op 1 maart 1650 (DTB 8 p.255) in de Oude Kerk te Amsterdam.
Zijn ouders waren Pieter Harpersen en Grietje Tiaerte.
De naam Brinkhuijsen was nog niet in
gebruik. In de trouwakte van Pieter
Harpers en Grietje Tiaerte staat iets wat er
op lijkt.
Terwijl Grietje Tiaerte (Tjeerts?) volgens
de akte van A(msterdam) is, staat bij
Pieter Harpers iets anders. Er lijkt iets te
staan als Ossenbrugen of zo. Verder lezen
we dat hij slotemaker is. Het is duidelijk
dat zoon Harmen hem in dat vak heeft
opgevolgd.
Marretje werd begraven op 6 november 1680 (DTB 1163/302).
In datzelfde jaar was Harmanus verbonden aan de stadsschouwburg van Amsterdam, waar hij Maria
Petit leerde kennen. Hij trouwde op 4 januari 1682 in Amsterdam (Buijksloot) met de toen 20-jarige
Maria Petit. Hij was toen 32 jaar en Maria was toen al 4 jaar verbonden aan de stadsschouwburg van
Amsterdam. Zij werden een bekend acteurs echtpaar, evenals Maria’s zus Catharina Christina Petit,
die met acteur en toneelschrijver Harmanus Benjamin getrouwd was.
Maria en Catharina Christina zijn vrijwel zeker in Harderwijk geboren, waar de doopboeken van die
periode verloren zijn gegaan in het rampjaar 1672.
Hun zus Isabella Petit, behalve actrice ook zangeres en bekend door haar rol in “De vrijage van Kloris
en Roosje”, was in Amsterdam geboren. Het oudste kind van de Petit-familie was Jean Baptist
(vernoemd naar zijn vader), die pruikenmaker was en ook verbonden aan de stadsschouwburg. Hij was
geboren in Deventer.
Hun ouders waren Jean Baptist Petit(jean) en Beatrix Rocataliata, die in Deventer trouwden. Jean Baptist
was in Parijs geboren, maar woonde in Amsterdam. In het jaar van zijn huwelijk met Beatrix werd hij
burger van Deventer.
Beatrix kwam van Goor, maar haar herkomst is onbekend. De naam en de plaats doen vermoeden dat zij
afstamde van een soldaat uit het leger van Spinola, die op 18 juli 1608 met een groot leger neerstreek bij
Goor en er een garnizoenstad van maakte.
De naam Roccatagliata komt al vanaf ca. 1100 voor in de omgeving van Genua en is afgeleid van het
dorpje met dezelfde naam dat in de bergen ligt, iets ten noorden van Genua. Ook Generaal Spinola komt
oorspronkelijk uit Genua.
Harmanus Brinkhuijsen overlijdt op 14 september 1695, toen zoon Carel nog maar 3 jaar oud was. Een
lang gedicht bezingt het overlijden van Harmanus, die op 18 september 1695 wordt begraven op het
Karthuizer kerkhof in Amsterdam. Maria Petit acteert door en is nog jaren actief op het toneel, zowel in
Amsterdam als Haarlem. Zij hertrouwde in 1706 met de uitbater van een herberg aan de keizersgracht,
wiens vrouw 9 maanden eerder was overleden. Dit huwelijk hield geen stand en Maria Petit ging inwonen
bij haar kinderen, Johanna en Francois Brinkhuijzen. In 1708 trof een affaire Johanna Brinkhuijzen
en datzelfde jaar liet Maria Petit haar testament opmaken. In dat testament worden de 4 kinderen
genoemd die dan nog leven: Johanna, Francois, Maria en Carel.
Het is niet duidelijk wanneer Maria Petit is overleden en waar ze is begraven.
Harmanus Benjamin werd begraven op 8 oktober 1703 en zijn vrouw, en zus van Maria, Catharina
Christina Petit overleed op 10 maart 1740 en werd op 16 maart begraven op het Heiligewegs- en Leidsche
kerkhof in Amsterdam.
Staat er nu Bossenbruch? Dat “Ossen” komt overeen met de trouwakte. Met Ossenbruggen of Ossenbrug
wordt Osnabrück bedoeld. Maar die B kan ik alleen plaatsen als Borssenburg, een hofstede in
Amsterdam aan de Amsteldijk. Ik hou het maar op Osnabrück, maar ik had “Bringhausen” leuker
gevonden. In ieder geval stond hier ook dat Pieter Harperts slotemaker was.
Wat we bij Harmanus Brinkhuijsen hebben gezien, is dat hij vanuit de tuijnstraat is getrouwd. De
bevestiging dat zijn ouders in de tuijnstraat woonden kreeg ik via de begraafaktes van zowel Pieter
Harpersz. als van Grietje Tiaerte. Maar er stond nog iets bij: in ‘t Nachtslot.
Omdat men in die tijd geen huisnummers kende en Pieter Harpersz. slotemaker was, heeft hij zijn huis
waarschijnlijk Het Nachtslot genoemd.
Omdat Pieter Harpers niet uit Amsterdam
kwam en een duidelijk ambacht had, besloot
ik om de poorterboeken na te kijken of ik daar beter kon lezen waar hij vandaan kwam. Ik vond inderdaad
zijn naam in de poorterboeken en wel op 16 maart 1648. Maar zijn herkomst werd er niet duidelijker van.
Het huis was ook een referentiepunt, want ik vond ook een akte van de begrafenis van een Marretje Pieters
waarbij stond dat zij woonde “in de tuijnstraat naast ‘t Nachtslot”. Het huis zal niet meer bestaan, net zo
min als het huis op de Keizersgracht waar de Petits gingen wonen toen ze uit Harderwijk kwamen en net zo
min als de oorspronkelijke schouwburg waar de “Petieten” bekende Amsterdammers werden.
Over Carel Harmen Brinkhuijsen en zijn vrouw Neeltje de Jong valt trouwens ook nog genoeg te vertellen.
Dat in een volgend hoofdstuk.