De tak Brinkhuijsen in mijn stamboom, eindigt met Anna Brinkhuijsen. Anna Brinkhuijsen was een van
mijn 8 betovergrootmoeders, en leefde van 1847 tot 1927. Zij trouwde met Jan Wiegman, waarmee de
naam Brinkhuijsen uit mijn stamboom verdween.
Bij genealogisch onderzoek werk je altijd van heden terug naar het verleden en ik was inmiddels beland bij
Barend Brinkhuijsen en Elsje Ketel. De tak van Elsje Ketel leverde overigens een mooie zoektocht op die ik
ook op deze site heb beschreven.
Uit de trouwakte van Barend Brinkhuijsen met Elsje Ketel bleek dat Barend’s ouders reeds overleden
waren en dat hij werd geassisteerd door zijn zuster Anna Brinkhuijsen. Hij was 25 jaar toen hij trouwde en
aangezien de trouwakte van 21 mei 1756 was, moest hij ca. 1731 in Amsterdam zijn gedoopt.
Barent Brinckhuijsen van Amsterdam, oud 25 jaar op de Louwriergragt, ouders doot, geassist. met
sijn suster Annatje Brinkhuijsen
&
Elsje Ketel van Amsterdam gereformeert in de wagestraat, geassist. met haar vader Hendrik Ketel.
Via de doopdatabase van Amsterdam kon ik de doop van Barend vinden en die had inderdaad een zus die
Anna heette. Feitelijk waren er vier dopen, twee van Barent en twee van Anna, waaruit bleek dat twee van
hen waren overleden.
De ouders zouden Carel Harmen Brinkhuijsen en Neeltje de Jong zijn.
Als doopgetuigen werden bij alle vier dopen Rijnier en Anna de Jong
genoemd. Bij de Barent die in 1726 was gedoopt en het kennelijk niet
had gehaald, werd de doopgetuige Rijndert Barense de Jongh genoemd.
Als je eenmaal de ouders hebt gevonden, ga je op zoek naar de (onder)
trouwakte. Die was gedateerd 25 februari 1724 (DTB 562/106). Later vond
ik tussen de boedelpapieren van Carel Harmen een uittreksel waaruit
bleek dat ze op 12 maart 1724 getrouwd zijn.
Het bleek dat Carel al eerder getrouwd was
geweest. Voor de gegevens van Carel
Harmen had ik de trouwakte van hem met
Aletta Douwese nodig, maar Neeltje de
Jong was mijn voorouder.
Met een naam als de Jong wordt het
moeilijk zoeken, maar gelukkig werd ze
geassisteerd met haar moeder, die Cornelia
Klingenberg heette.
En daarnaast kon ik uit de akte opmaken
dat ze ca 1699 geboren moest zijn in
Amsterdam.
Ik vond in het doopregister toen nóg een
kind van Carel Harmen Brinkhuijsen en
Neeltje de Jongh - het was hun eerste - en
het heette Cornelia. Bij de getuigen stond
Cornelia Klingenberg en Rijnier de Jong.
Zoeken in het doopregister met Cornelia Klingenberg als moeder leverde echter maar één doop op: die van
Anna en de vader was Barend Reijndertsz de Jonge. Het leek erop dat ik in ieder geval de goede ouders te
pakken had, gezien de achternaam de Jong, plus het feit dat de zoon van Carel Harmen en Neeltje waar ik
van afstam óók Barend heette.
De steeds als doopgetuige genoemde Rijnier Barendse de Jong was dus een broer van Neeltje (die mogelijk
als Cornelia was gedoopt) en de genoemde Anna de Jongh was de dochter waarvan ik de doop in
Amsterdam had gevonden. De doop van Neeltje (en van Rijnier) vond ik echter niet en ik had inmiddels
genoeg ervaring opgedaan om te weten dat de tekst “van Amsterdam” in een trouwakte niet veel te
betekenen heeft. Ik moest die dopen wellicht ergens anders vinden. En dat kon goed kloppen, want ook de
trouwakte van Barend de Jongh en Cornelia Klingenberg lag niet in Amsterdam.
Het zal duidelijk zijn: deze mensen hebben iets te
maken met de zee, varen, de VOC en de WIC.
De ouders en grootouders van Carel Harmen
Brinkhuijsen heb ik in een ander hoofdstuk behandeld.
Dit hoofdstuk zal gaan over Carel, zijn vrouw Neeltje
de Jong en haar ouders en zijn broer Francois.
Daarnaast komt ook Carel Goske ter sprake, de man
die getuige was bij de doop van Carel Brinkhuijsen.